Inleiding zoals gehouden door Hub Crijns, oud directeur van landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken (DISK) en vice-voorzitter van het Ariëns-Comité  tijdens het Symposium ‘Wat bindt de Kerk en de Vakbeweging en hoe ziet hun toekomst er uit?’ op donderdag 22 november 2018 in het Oyfo Techniekmuseum te Hengelo.

De belangrijkste reden waarom Kerk en Vakbeweging iets met elkaar hebben is gelegen in het katholiek geloof. Katholieken willen hun geloof beleven, en drukken dat uit in de activiteiten van gezin, werk, vereniging, samenleving en politiek. Om die reden is het arbeidspastoraat ontstaan. De Kerk wilde leren wat er onder de arbeiders in het werk allemaal gaande was. Waar het parochiepastoraat mensen ontmoette in dorp, wijk of stad, daar ontbrak in de fabriek, op het kantoor, in de zorg de priester. Voor bijzondere groepen was er een eigen vorm van pastoraat, denk aan soldaten, gevangenen, zieken, zorgbehoevenden, gehandicapten, jongeren. Voortdenkend in die lijn ontstond er het bedrijfsapostolaat, later bedrijfspastoraat of industriepastoraat en later arbeidspastoraat genoemd. Alphons Ariëns is in deze geschiedenis te zien als de eerste arbeidspastor in Nederland. Hij is voor mij mijn hele arbeidsleven lang een voorbeeld en inspiratiebron geweest. In zijn traditie ben ik theologie gaan studeren en ben in 1975 afgestudeerd als theoloog der Industriële verhoudingen. Ik ben gaan werken in het Bisdom Breda als industriepastor voor werkende en werkloze jongeren (1976-1981), als medewerker Kerk en Industriële Samenleving in het pastoraal dienstencentrum aartsbisdom Utrecht (1981-1988) en als directeur van landelijk bureau DISK (1988-2016). Ik ben daar nog steeds actief voor. Vanaf 2000 ben ik tevens vice-voorzitter van het Ariëns-Comité. Ik ga in dit verhaal eerst in op de man waar ik fan van ben en aan de hand daarvan kom ik tot mijn antwoord hoe Kerk en Vakbeweging iets met elkaar hebben.

Alphons Ariëns

Alphons Ariëns is op 26 april 1860 in Utrecht geboren. Na studies te Rolduc, Rijsenburg en Rome werd dr. Alphons Ariëns in 1886 benoemd tot kapelaan in Enschede. Hier zette hij zich in voor de fabrieksarbeiders, zijn parochianen, en boog hij de kerkelijke armenzorg om tot katholieke sociale actie. Door het oprichten van werkliedenverenigingen en vakbonden, te beginnen in Enschede, legde hij de basis voor de katholieke arbeidersbeweging, laatstelijk bekend als NKV, thans grotendeels opgegaan in de FNV en deels in het CNV. Ook zette hij zich in voor de drankbestrijding. Hieruit zou de matigheidsbeweging Sobriëtas groeien. Met en voor een veertigtal onrechtmatig ontslagen arbeiders richtte hij in 1894 in Haaksbergen een eigen textielfabriek ‘De Eendracht’ op, die op coöperatieve wijze georganiseerd was. Ondanks een grote persoonlijke inzet van Ariëns zelf, kon dit sociale experiment uiteindelijk niet voortbestaan. In 1901 werd Ariëns benoemd tot pastoor te Steenderen bij Zutphen en van 1908 tot 1926 was hij pastoor te Maarssen aan de Utrechtse Vecht. In deze periode stimuleerde hij allerlei initiatieven en bewegingen, zoals de katholieke vrouwenbeweging, Sobriëtas, de katholieke lectuurvoorziening, en de moderne missiebeweging. Ariëns ging in 1926 met emeritaat en stierf hij op 7 augustus 1928 in Amersfoort.

Vier aandachtsvelden

Kapelaan Ariëns heeft in zijn vijftien jaar in Enschede de dagelijkse wereld tegemoet getreden met heel veel werk. Hij sjouwt de hele dag. Men ziet de kapelaan op huisbezoek, op straat pratend met mensen, op een steiger, in een fabriekskantoor, op een vergadering, in de kerk en soms in de pastorie en altijd dravend door de straten. In Steenderen fietst hij veel, zoals ook in Maarssen. Ariëns heeft het - zoals wij dat nu noemen - ‘druk, druk, druk’. In de avonduren zijn er ook altijd vergaderingen. En hij sluit de dag met het lezen van krant na krant, tijdschrift na brochure in een hoog tempo. Hij schrijft ook veel, altijd onder tijdsdruk, ‘omdat hij dan met meest creatief is’. Bij dat schrijven bladert hij in zijn studieboeken. Zijn persoonlijke correspondentie met veel mensen is enorm, en vaak sluit hij daarmee de dag en het begin van de nacht af. Met die drukke pastorale en sociale praktijk geeft de kapelaan antwoorden op vier aandachtsvelden, waar telkens het geloof van waaruit hij denkt en doet centraal staat. Die aandachtsvelden zet hij ook in Steenderen en Maarssen in. Ariëns ontwikkelt methoden om de werkwereld te leren kennen.

De woonwereld

Ariëns doet heel veel aan huisbezoek en overal waar hij werkt richt hij een spreekuur voor zijn mensen in. Hij gebruikt het parochieboek en zijn eigen huisbezoekboekje om zijn indrukken en waarnemingen op te schrijven. Hij leert dat de huizen van arbeiders vaak krotten zijn. Hij merkt dat mensen veel drinken, zowel mannen als vrouwen. De antwoorden van Ariëns betreffen het oprichten van verenigingen, waarin men belooft niet meer te drinken: het Kruisverbond voor mannen, De Mariaverenigingen voor vrouwen en de Annaverenigingen voor ouders. Later worden ze samengevoegd onder de naam Sobriëtas. Die verenigingen maakt hij ook tot sterke vormingsgroepen rond geloof en zeden. Hij beijvert zich voor het bouwen van betere woningen en maakt na de stichting van de eerste woningcorporatie in Enschede de oplevering van de eerste zes woningen mee.

De werkwereld

Bij zijn huisbezoeken vraagt Ariëns altijd naar het loon en de werkomstandigheden. Rond de werkwereld leert de kapelaan dankzij de grote staking van 1890, dat zelforganisatie van eerst de mannenarbeiders, dan de jongeren en later de vrouwen het beste antwoord is.

De verenigingswereld

Van Adolph Kolping in Duitsland en van Don Bosco in Turijn heeft Ariëns geleerd, dat een verenigingshuis heel belangrijk is. Waar thuis geen gemeenschapsleven kan ontstaan door de cirkel van werk, drank, honger, kou en ziekte, geeft een verenigingshuis andere mogelijkheden. Je kan er warm worden, kletsen, koffie drinken, samen eten, leren lezen en schrijven, samen praten. Ariëns bevordert cultuur, muziek en ontspanning. Hij weet dat daardoor ook geloofsvorming en gemeenschappelijk kerkelijk leven mogelijk worden. Al heel snel opent hij in Enschede een verenigingshuis aan de Oldenzaalsestraat. Hij richt de Leo Harmonie op. Later volgt de bouw van het grote verenigingshuis Concordia aan de Grote Markt in Enschede. Ook in Steenderen en Maarssen richt hij Concordia op.

Politieke wereld.

In de politieke wereld voelt Ariëns zich niet thuis. Hij weet er geen weg mee. Voor het politieke handelen is hij te eerlijk, te veel pastor, te veel bouwer van onderop, dan van boven af te leiden. Soms is hij zelfs op het naïeve af en heeft hij een optimistisch vertrouwen in anderen. Hij laat de politiek over aan zijn mensen, zijn leiders in de bewegingen, zijn leermeester Schaepman, zijn bisschop.

Geloofsactie met twee aspecten

Ariëns is een pastoor, evangelist, apostel van en voor het geloof. We kunnen zijn werk vanuit twee aspecten bezien. Het eerste is zijn werk voor de materiële en fysieke noden. Je zou het nu ook de diaconale kant van zijn missie kunnen benoemen. Hij is ervan overtuigd dat je met een hongerende maag niet goed kan geloven. “Eerst het eten en dan geloven”, is een van zijn uitspraken. Vanuit deze bewogenheid is hij actief onder alle noden, die hij tegenkomt bij mensen. En hij vindt uit dat daar organisatie en vereniging een goed antwoord op is. Ariëns is een man van toerusting en educatie. Hij zoekt eerst drie geschikte kadermensen, die hij persoonlijk traint en toerust. En die mensen vormen het begin van een groep, of groepen, die later een beweging kunnen vormen. Zo start hij zijn katholieke arbeidersbeweging om verbetering te krijgen in de arbeidsomstandigheden en het loon. Zo start hij de katholieke drankbeweging om lichaam en geest te bevrijden van verslaving en geldverlies. Soberheid als deugd levert naast geen alcoholgebruik veel goeds op in het huishouden: geld wordt besteed aan het huishouden en de vrije geest kan zich inzetten voor een beter leven.

Ariëns is een pastoor, evangelist, apostel van en voor het geloof. Het tweede aspect waarmee we zijn werk kunnen bezien is de zorg voor het geestelijke. We zouden het nu de evangelische kant van zijn missie kunnen noemen. Hij is ervan overtuigd dat je zonder geloof niet goed kan leven. “Als Christus maar verkondigt wordt”, is zijn lijfspreuk. Ariëns is een vroom priester, die dagelijks zijn Hl Mis leest, het brevier bidt, de getijden bidt, de rozenkrans bidt. Ariëns vernieuwt de liturgie al in 1908 met kerkelijke volkszang, eerst in het Nederlands, later in het Latijn. Hij bereidt zijn preken grondig voor en schrijft ze alle uit in schriften. Hij voert het samen rozenkrans bidden in, in het gezin en in de parochie. Als pastoor stelt hij het lof en het bidden voor het Heilig Sacrament in. Ook hier maakt hij gebruik van zijn methode om eerst drie mensen te vormen en persoonlijk te onderwijzen. Vervolgens worden die mensen de kern van zijn educatie beweging in de parochies. Hij organiseert praatavonden met mensen. Hij noemt het katholieke kring en Derde Orde. We zouden dat nu catecheseles noemen of volkseducatie. Feit is dat hij het geloof bevordert met actieve groepen. In 1921 richt hij het Geert Grote Genootschap op met als doel het maandelijks publiceren van kleine educatie boekjes.

De diaconale en missionaire opdracht

Als ik dan terugkeer naar de vraag wat Kerk en Vakbeweging samen bindt, dan ligt het antwoord in die dubbele dimensie die Alphons Ariëns in zijn leven heeft waargemaakt. Het gaat om de diaconale en missionaire opdracht van de beweging. Zowel van Kerk als van Vakbeweging. Ik ben in mijn leven met die opdracht actief geweest, en evenals Ariëns heb ik gewerkt met groepen die actief zijn met de diaconale en missionaire opdracht. En ik heb veel boekjes gemaakt in mijn leven. “Zonder eten kun je niet geloven” is een uitspraak van Ariëns. “Als Christus maar verkondigt wordt”, is de andere spreuk die hij heeft waargemaakt. Als er toekomst is voor Kerk en Vakbeweging als twee bewegingen, dan is die te zoeken in hoe ze hun vormingswerk en organisatiewerk inzetten rond de reden van hun bestaan. In die activiteiten ligt de sterkte van Kerk en Vakbeweging. Met organisatie en vorming kom je een heel eind, behaal je ook resultaten. Zowel Kerk als Vakbeweging hebben dat bewezen. Maar daar ligt ook de zwakte. Organisatie heeft altijd te maken met krachten van bovenaf en van onderop. Er kan machtsstrijd ontstaan, onenigheid, uit het oog verliezen van richting en doel. Vorming heeft te maken met desinteresse, verlies aan identiteit, verzwakken van het bezig zijn met de inhoud. Als organisatie en vorming beide zich ontwikkelen in vooral hun zwakke aspecten, dan verliezen de bewegingen aan kracht en zeggingskracht. Dan gaan leden iets anders doen en iets anders geloven. De bindende kracht van diaconale en missionaire opdracht is te vinden in het katholiek sociale denken. Daar werk van maken en daar mee bezig zijn en organiseren, daar ligt volgens mij de toekomst van zowel Kerk en Vakbeweging. 

www.arienscomite.nl
www.socialealliantie.nl
www.knooppuntkerkenenarmoede.nl
www.schulphulpmaatje.nl

Jan Verhagen van de werkgroep Twente van de St. Vrienden van de Historie van de Vakbeweging (St.VHV) heeft een impressie gemaakt van het Symposium ‘Wat bindt de Kerk en de Vakbeweging en hoe ziet hun toekomst er uit?’ op donderdag 22 november 2018 in het Oyfo Techniekmuseum te Hengelo.
Op het einde van dit artikel is er de mogelijkheid om de inleidingen van Kardinaal Eijk, Kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht, Piet Hazenbosch, voormalig bestuursadviseur CNV en historicus, en Hub Crijns, directeur van DISK en vice-voorzitter Ariëns-Comité te downloaden.

https://www.vakbondshistorie.nl/dossiers/spanning-tussen-kerk-en-vakbeweging/


icon1