Ariëns en de missionaire opdracht van de kerk 

Ariëns Lezing 2018 zoals gehouden door Mgr. Dr. G.J.N. de Korte,
bisschop van Bisdom ‘s-Hertogenbosch
in het Sint Janscentrum Bisdom ’s-Hertogenbosch
op woensdag 20 juni 2018 te ’s-Hertogenbosch


Prolegomena

Ik begin met enkele autobiografische gegevens. Ik heb door mijn priesteropleiding een band gekregen met Ariëns, omdat ik enkele jaren priesterstudent ben geweest van het Ariënskonvikt aartsbisdom Utrecht (1984-1987), en een aantal jaren staflid en rector (1987-1999). Na 1968 zijn alle groot-seminaries van de bisdommen gesloten. De priesteropleidingen gebeurden aan de Katholieke Theologische Hogescholen (later universiteiten). In die jaren liep het aantal priester kandidaten flink terug en waren er nauwelijks priesterwijdingen. Kardinaal Willebrands heeft aan Dr. Piet Rentinck de opdracht gegeven te onderzoeken wat voor het Aartsbisdom Utrecht het beste model zou zijn voor een eigen opleiding. Diende er een grootseminarie opgericht te worden, in navolging van het Franse model, zoals Mgr. Ter Schure van het bisdom ’s-Hertogenbosch gekozen heef? Of was in navolging van het Duitse model, de oprichting van een konvikt meer geschikt, gekoppeld aan de studie van theologie aan de Theologische Hogeschool? Uiteindelijk heeft Kardinaal Willebrands in 1979 gekozen voor het konviktmodel in combinatie met de Theologische Hogeschool Utrecht. De Aartsbisschop heeft Dr. Piet Rentinck benoemd als de eerste rector van de opleiding. Ik ben er vrij snel bij betrokken geraakt, aanvankelijk als extern student. In mijn jaar zaten meerdere priesterstudenten, die geen priester zijn geworden, en een andere mooie loopbaan hebben gevonden. In 1984 ben ik intern student geworden en in 1987 priester gewijd. Kardinaal Simonis vroeg me toen om aan het Ariënskonvikt verbonden te blijven als staflid en inwonend priester. Er waren in die periode drie huizen op de Keistraat en de Catharinasteeg, waar groepen studenten leefden. In 1979 ging inwonend priester Jozef Wissink weg omdat hij docent werd en later hoogleraar aan de Utrechtse Theologische Universiteit. Ik ben in een van de huizen aan de Keistraat huispriester geworden en tegelijk pastor van de kathedraal. Dat is de kerk bij het Museum Catharijneconvent. In 1992 werd Dr. Piet Rentinck benoemd tot vicaris-generaal van het Aartsbisdom Utrecht als opvolger van vicaris Vermeulen en werd ik benoemd tot rector van het Ariënskonvikt en bleef pastor van de Catharinakerk. In 1999 heb ik Utrecht verlaten en ben deken geworden in Zwolle als opvolger van deken Henk van Doorn. In 2001 werd ik gewijd als hulpbisschop van het aartsbisdom Utrecht als opvolger van Mgr. Niënhaus. In 2008 ben ik benoemd als bisschop van Groningen-Leeuwarden en sinds 2016 als bisschop van ’s-Hertogenbosch. In de periode dat ik op het Ariënskonvikt ben geweest, van 1984 tot 1999, heb ik me georiënteerd op de persoon van Alphons Ariëns. Er was het beroemde ‘Bronnenboek’ van professor Roes van het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen, en de Ariëns biografie van Gerard Brom in twee delen. We kregen als studenten het boek van Han Lohman ‘Er zijn weinig heilige pastoors’. Later zijn daar bijgekomen de promotie van Gerrit Deems, ‘Een ‘andere’ Ariëns – De Doctrina Socialis van Dr. Alfons Ariëns (1860-1928)’, en de mooie spirituele biografie over Alphons Ariëns ‘De liefde van Christus laat ons geen rust’ van Henri ten Have, die ik nog gekend heb als student en nu een gewaardeerd pastoor is in Wageningen. Ik heb enkele artikelen geschreven over Ariëns, en die zijn opgenomen in de bundel ‘Bouwen in vertrouwen’ (november 2013). Vanuit deze achtergrond ben ik positief ingegaan op het verzoek van het Ariëns-Comité om de Ariëns Lezing te houden. De opdracht om in te gaan op de missionaire opdracht van de Kerk houdt enerzijds een historisch verhaal in en anderzijds een actueel verhaal. Want als iets de Kerk stempelt dan is het wel de opdracht om een missionaire kerk te zijn, toen en nu.

Context van Ariëns

Alphons Ariëns leefde in de tijd van de katholieke herleving in Nederland, van de katholieke emancipatie. Die katholieke herleving was met name mogelijk geworden door de liberale Grondwetsherziening van Thorbecke in 1848. We kunnen nu zeggen dat we als katholieken veel te danken hebben aan deze liberale politicus. Dat is internationaal gezien best opvallend want Rome had in die periode niet zoveel op met het liberalisme. Denk maar aan de encycliek Mirari Vos door Gregorius XVI van 15 augustus 1832 met veroordeling van diverse moderne ontwikkelingen of Quanta Cura door Pius IX van 8 december 1864 tegen secularisering. Vanuit het Romeinse perspectief was de paus tegen de Verlichting en het liberalisme. Maar wij katholieken hebben in Nederland veel gehad aan de liberale visie, die via de Grondwet vorm heeft gekregen, want we kregen daardoor een aantal vrijheden, die we voorheen niet hadden. Thorbecke heeft in de Grondwet van 1848 de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van pers en publiek spreken, vastgelegd. Het betekende dat wij als katholieken na die tijd onze vleugels konden uitslaan. In de tweede helft van de negentiende eeuw vindt in Nederland de katholieke emancipatie plaats. Vijf jaar na de Grondwet is er al het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie: er kwamen vijf bisdommen. Protestants Nederland schrok daar enorm van: de beroemde Aprilbeweging kwam van de grond, er werd een petitie opgesteld en ondertekend voor de Koning. Volgens deze beweging mocht het toch niet gebeuren dat in dit protestantse land van God, Nederland en Oranje, katholieke bisschoppen zouden terugkomen. De Koning was welwillend naar de verontruste protestanten, maar onder druk van Thorbecke heeft het protest tot niets geleid. De katholieken maakten gebruik van hun grondwettelijke rechten en die rechten zijn te respecteren. In de katholieke Kerk in Nederland ontstaat na 1853 heel veel organisatie. Er worden kerken gebouwd, de vele neogotische kerken; er worden congregaties opgericht; scholen gebouwd, ziekenhuizen gebouwd; standsorganisaties opgericht. We zitten hier in Brabant. Zonder de inzet van de katholieke religieuzen (zusters, broeders, fraters, paters) zou het katholieke onderwijs en de katholieke zorg niet die vorm hebben aangenomen, die we richting twintigste eeuw hebben gezien. Religieuzen hebben ook in Brabant een grote rol gespeeld bij de opbouw van de katholieke herleving. De religieuzen hebben veel goed werk verricht als het gaat om de emancipatie van de katholieke jeugd, het onderwijs, de verpleging van zieken, de opvang van gehandicapten en ouderen. Allemaal in de context van die tijd, allemaal vrij standsgevoelig, hiërarchisch gericht, sober, vrij streng. Dat weet u misschien zelf nog. Ik heb nog streng katholieke scholen bezocht na de tweede wereldoorlog. Terugkijkend besef je weer welk een enorme afstand er is ontstaan tussen voor en na de jaren zestig van de vorige eeuw. In dat kader is historisch besef belangrijk. Kijk ook eens naar hoe de fabrieken eind negentiende, begin twintigste eeuw waren georganiseerd. We zouden nu spreken van dwangarbeid. De staatscommissie voor de arbeidsomstandigheden heeft bijvoorbeeld de fabrieken van Regout in Maastricht bezocht. Of wat Ariëns zelf heeft meegemaakt in Enschede en Twente in de textielnijverheid. Dat was hiërarchisch opgezet, vuil werk, met veel lawaai en stof, slecht betaald. In die context zijn ook katholieke organisaties ontstaan en zo geordend. Als katholieken van 2018 zijn we er niet trots op zoals dat toen allemaal ging, maar je mag de context niet weglaten in je oordeel.

Relevante biografische gegevens over Ariëns

Ariëns komt uit een welvarend gezin. Hij is in 1860 geboren in de Hamburgerstraat in Utrecht in een huis dichtbij het voormalige gerechtsgebouw, dat er nu uit ziet als een keurig middenstandshuis. Zijn vader is advocaat in Utrecht. Zijn zoon Alfons is begiftigd met een goed stel hersenen. Hij kon goed studeren en gaat na zijn studies in Rolduc en Driebergen en zijn priesterwijding voor promotieonderzoek naar Rome. Hij is heel jong gepromoveerd. In die periode stuit hij in Italië al op de sociale kwestie van de arbeiders. Met name door zijn contacten met Don Bosco in Turijn, door reizen die hij maakt door Italië, door zijn bezoek aan de zwavelmijnen in Sicilië en het lot van de mensen die daar zware arbeid moeten verrichten. Hij heeft van huis uit een groot gevoel voor sociale gerechtigheid meegekregen. Het is binnen de emancipatie van de katholieken heel interessant dat juist veel mensen uit de burgerij in Nederland grote sociale gevoeligheid hadden en hebben. Als je het vergelijkt met menig ander land blijkt dat de burgerij vaak onverschillig was (en is) als het gaat om het lot van de onderklasse. In Nederland heeft de emancipatie van de onderklasse kunnen plaatsvinden mede door de sociale houding van de middenklasse. Ariëns is daar een goed voorbeeld van. Ariëns wordt in 1884 lid van de Derde Orde van Sint Franciscus. Terug in Nederland wordt hij benoemd als kapelaan in Enschede (1886-1901) en dat is zijn meest bekende periode. Hij gaat er de katholieke arbeiders organiseren en emanciperen. Dat doet hij vanuit een gevoel voor sociale rechtvaardigheid, maar ook uit angst voor socialisme en atheïsme. Dat socialist worden en het geloof verliezen is bijvoorbeeld gebeurd in het Noorden van het land. Ik ben acht jaar bisschop geweest van Groningen-Leeuwarden en ik heb in Oost Groningen de nodige verhalen gehoord van de mensen. De Nederlands Hervormde Kerk heeft in die periode grote steken laten vallen, door vooral aan te sluiten bij de herenboeren. De kerkenraden werden bevolkt door de herenboeren en de dominees hadden feitelijk een soort pact gesloten met de herenboeren. De landarbeiders in hun armoedige omstandigheden hebben daardoor in versneld tempo de band met de kerk verloren en stapten over naar het socialisme en communisme. Tot voor kort waren er in Oost-Groningen nog gebieden met communistische partijen. Ook de sociaaldemocraten hebben veel opgebouwd in het Noorden. De sociaaldemocraten van voor 1940 hadden een sterk antigodsdienstige en antireligieuze houding. De Partij van de Arbeid heeft dat na de Tweede Wereldoorlog losgelaten, mede onder invloed van religieuze socialisten, zoals bijvoorbeeld ds. Banning, waardoor christenen en sociaaldemocraten meer bij elkaar pasten. Maar aanvankelijk werd in socialistische stromingen de kerk afgewezen, zoals in het rijtje van beroemde ‘K’s’ duidelijk wordt: kapitaal, kerk, kroeg, koningshuis, kazerne. Al die organisaties werden gezien als de grote vijanden van de arbeidersbeweging.

Missionair pastoraat
Ariëns is een klassieke priester zoals we die in die periode veel aantreffen. Ariëns was, zoals ook blijkt uit de spirituele biografie van Henri ten Have, een klassieke priester, die dagelijks zijn eucharistie vierde, zijn rozenkans bad, de getijden bad, en bezig was met zonde, boete, vergeving en verzoening.. Bij hem is er enerzijds veel aandacht voor gebed, vroomheid, contemplatie en mystiek en anderzijds - en dat onderscheidt hem van andere priesters in die dagen - grote gevoeligheid voor maatschappelijke kwesties, voor onrecht, voor actie en strijd. We zien bij Ariëns opbloeien wat Jacques Maritain omschreven heeft als een christelijk integraal humanisme. Een humanisme, waar God de bron van vormt. Ariëns hield horizontaal en verticaal, de band met de medemens en de band met God, dicht bij elkaar. Wij kijken daar nu, theologisch gezien, positief naar, omdat we tot het besef zijn gekomen dat er tussen God en mens geen concurrentie bestaat, omdat de Bijbelse God juist doorverwijst naar mensen. De glorie van God is de levende mens. God krijgt juist zijn eer, als aan mensen recht wordt gedaan. Het Bijbelse denken leert ons dat God groot wordt gemaakt als mensen tot hun recht kunnen komen. Die theologische noties heeft Ariëns al vroeg omarmd en van daaruit heeft hij aan zijn priesterleven gestalte gegeven.

Industriële Revolutie en sociale kwestie

De Industriële Revolutie bereikte Nederland in vergelijking met elders in Europa pas laat, maar gaf dezelfde grote sociale problemen. De historicus Auke van der Woud publiceerde in 2010 een boek over de Hollandse steden in de negentiende eeuw ‘Koninkrijk vol sloppen - Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw’. Al lezend in dat boek waan je je in de Derde Wereld. Onvoorstelbare ellende in de grote steden van Holland, en dat gold ook voor steden in andere delen van het land. Of voor de Brabantse steden hier in het bisdom. Van de verhalen over de toestand in Tilburg in de negentiende eeuw word je niet vrolijk. Er kwam door het ontstaan van de fabrieken een grote trek van platteland naar de steden, met volstrekt onvoldoende voorzieningen. Er waren geen arbeiderswoningen, er was geen riolering, geen waterleiding, helemaal niks. Mensen leefden in krotten, kleine huisjes of in kelders met grote gezinnen in, vanuit hedendaags perspectief, Derde Wereld achtige toestanden. Ariëns ziet dat ook in Twente gebeuren en zegt als een priester met een sociaal hart dat het zo niet door kan gaan. Er moet iets gebeuren en van daaruit komt hij op voor de textielarbeiders in Twente. Hij gaat de mensen organiseren in een arbeidersvereniging, opgericht in 1889. Hij gaat de strijd aan tegen de diepe armoede, de strijd voor rechtvaardig loon, de strijd tegen alcoholisme. Er was de dramatische situatie, dat de salarissen werden uitbetaald in cafés, en daardoor bleef een groot deel van het inkomen, dat al niet hoog was, in het café achter en kwam niet bij moeder de vrouw en de kinderen. In 1895 is de oprichting van het eerste Kruisverbond. De Federatie van diocesane bonden tegen alcoholisme Sobriëtas ontstaat in 1899. De priesters doen mee aan deze actie. Zij gebruiken geen alcohol meer als de arbeiders dat beloven ook niet meer te doen. Ariëns ontplooit activiteiten, die passen in het ontstaan van de emancipatie: een eigen arbeidersvereniging, een eigen arbeidersgebouw Tivoli, een eigen krant: de ‘Katholieke Werkman’.

Encycliek ‘Rerum novarum’

In zijn sociale activiteiten wordt Ariëns geholpen door het katholiek sociaal denken van de Kerk, zoals zich dat vanaf 1891 ontwikkelt in de encycliek ‘Rerum Novarum’ (Over de nieuwe dingen) van paus Leo XIII. De katholieke Kerk probeert in die encycliek antwoorden te geven op de uitdagingen van de Industriële Revolutie. Eigenlijk vrij laat maar het katholieke antwoord loopt parallel met antwoorden uit andere maatschappelijke bewegingen. In protestantse kringen wordt in 1891 het eerste Christelijk Sociaal Congres gehouden in Amsterdam met Abraham Kuyper als grote leidsman. Tijdens dat Congres komt in beeld dat arbeiders recht hebben op een rechtvaardig loon en zich mogen organiseren om dat ook af te dwingen. De christenen gaan uit van overleg en dialoog, anders dan bij de sociaaldemocraten of socialisten, die het willen hebben van de klassenstrijd. Het katholieke sociale denken gaat ook uit van het harmoniemodel. De opvatting is dat de belangenstegenstellingen van mensen niet zo groot kunnen zijn dat het moet komen tot een klassenstrijd. Er zijn wel degelijk verschillende belangen met tegenstellingen en via overleg en dialoog moet er gekomen worden tot afspraken, tot centrale arbeidsovereenkomsten (CAO) voor rechtvaardig loon. Dat alles heeft te maken met enkele noties, die in het katholiek sociaal denken geleidelijk aan zijn ontwikkeld, en ik ga daar kort op in.

Katholiek sociaal denken

Er zijn minstens vijf dragende waarden in het huidige katholiek sociaal denken.

  1. Menselijke waardigheid als schepsel van God. Wij ontlenen waardigheid aan God. Voor een christen is de waardigheid van de mens in God gefundeerd. Op het moment dat je een mens kwetst, pijn doet, verwondt, ben je eigenlijk bezig om God te kwetsen, pijn te doen, te verwonden. Wie een mens schendt, schendt de Schepper.
  2. Personalisme. De tweede waarde is die van het personalisme. Anders dan het liberale denken, dat uitgaat van individu en markt, gaat het katholieke denken uit van de mens als een unieke persoon. Mensen zijn sociale of relationele wezens die op elkaar zijn aangelegd. Je komt als mens pas tot ontplooiing in relatie tot andere mensen en uiteindelijk ook in relatie tot God als de Ander. Vandaar dat gezegd wordt dat liberalen individualisten zijn en katholieken personalisten. Wij gaan er van uit dat iedere persoon een unieke betekenis heeft, maar altijd in relatie tot anderen.
  3. Als wij relationele wezens zijn, komt van daaruit de derde notie snel in beeld, namelijk die van de solidariteit, de onderlinge verbondenheid, en met name de solidariteit met de kleinen en kwetsbaren in de gemeenschap.
  4. De vierde notie is die van het bonum commune, het algemeen welzijn. Als we alleen ons eigenbelang zouden behartigen, of ons groepsbelang, krijgen we een heel harde samenleving, waarin uiteindelijk het recht van de sterkste zal overwinnen. Als wij ons eigen belang en het groepsbelang inkaderen in het grote geheel, zijn we bezig met de opbouw van een rechtvaardige samenleving.
  5. De vijfde notie is subsidiariteit. Eigenlijk wil dat zeggen dat de hogere organen in de samenleving subsidiair, ondersteunend, zijn aan de lagere. Er zit in het katholiek sociale denken een decentrale tendens, die de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk neer legt. Wat een gezin kan doen, moet de gemeente niet doen. Wat een gemeente kan doen moet de provincie niet doen. Wat de provincie kan doen, moet de Rijksoverheid niet doen. Subsidiariteit vormt een ordeningsprincipe en katholieken kunnen onderling verschillen waar de verantwoordelijkheid het beste gedragen kan worden. We hebben dat eens besproken in een studiemiddag aan de hand van enkele situaties met de vraag: ‘waar zou in deze casus het beste de beslissing kunnen vallen?’. Bijvoorbeeld moet de seksuele voorlichting thuis gebeuren of op scholen? Sommige ouders kiezen ervoor om dat niet door scholen te laten doen, die er een liberale strekking aan meegeven, maar thuis in het gezin. Anderen zijn juist voorstander dat dit op school gebeurt.

Missionaire opdracht vandaag

In onze tijd valt de missionaire opdracht in twee dimensies uiteen, zoals dat ook bij Ariëns gebeurde: missionair-evangeliserend en missionair-diaconaal. Eerst de missionair-evangeliserende dimensie.

Missionair-evangeliserend 

Wij leven in een heel andere tijd dan Alphons Ariëns. We leven in een tijd van na de jaren zestig van de vorige eeuw, in een tijd waarin de verzuiling voorbij is. We kregen een heel andere situatie in Nederland met stijging van welvaart, stijging van scholing van de bevolking, toename van individualisme van de cultuur, en een snelle secularisatie van die cultuur. Dat alles leidt er toe, dat de katholieke kerk de laatste vijftig jaar te maken heeft met dalende cijfers. De krimp in het kerkelijk leven heeft te maken met ontkerkelijking en ontkerstening. Onze context is in die zin heel anders dan die van Alphons Ariëns, waar het geloof de samenbindende factor was. We hebben nu een kwetsbare kerk op minsten drie niveaus: kwantitatief, kwalitatief en sociaal.

De kwantitatieve kwetsbaarheid.

We zien in de kerk alle cijfers dalen. Tot voor kort kon je nog een cynisch grapje maken dat alle kerkelijke cijfers dalen, behalve de katholieke uitvaartcijfers, maar sinds enkele jaren dalen die ook. Recent stond in het ‘Brabants Dagblad’ dat er een stevige daling is in de sacramentenbediening, zoals doopsel, vormsel, eerste communie, huwelijk en uitvaart. In het Bossche bisdom zijn in 2017 nog geen 400 kerkelijke huwelijken gesloten. We hebben in het bisdom ’s-Hertogenbosch nu 290 functionerende kerkgebouwen, dan heb je gemiddeld 1,5 huwelijk per kerk per jaar. Die enorme afname heeft ook te maken met het gegeven dat het burgerlijk huwelijk onder druk staat. Vorig jaar is meer dan de helft van de kinderen geboren buiten een formeel huwelijk. De evangelische groepen of christenen lijken op die krimpcijfers een uitzondering te zijn. Ik wil dat relativeren. Godsdienstsociologen spreken over het verschijnsel van ‘the recycling of the saints’, het rondpompen van de heiligen. Evangelische groepen nemen vaak christenen van andere gemeenten over. Ik heb dat zelf in het noorden gezien bij de vrije baptisten gemeente van Ds. Bottenbley in Drachten. Tot voor kort was hij daar predikant en hij trok elke zondag drie tot vierduizend kerkgangers. Drachten heeft iedere zondagochtend zoveel verkeer te verwerken zodanig dat men eigen verkeersregelaars nodig heeft. Het grootste deel van die kerkbezoekers zijn protestantse gelovigen die de liturgie in hun eigen gemeente te stijf vinden. Ze willen een orthodoxe verkondiging met een frisse omlijsting. Ds. Bottenbley komt blijkbaar tegemoet aan die behoefte.

De kwalitatieve kwetsbaarheid
Ik heb vaak over de kwalitatieve kwetsbaarheid gesproken. Het is die van de sprakeloosheid ofwel het Bijbels analfabetisme, zoals Ds. De Fijter, de preses van de Protestantse Kerk, dat wel eens genoemd heeft. Het hangt samen met het gegeven, dat onder de kerkcrisis nog een dieper crisis schuilgaat, namelijk de crisis rond het Godsbestaan. We peilen pas diep genoeg als we niet alleen over de kerkcrisis spreken, maar ook over de Godscrisis. Dat alles heeft te maken met ontwikkelingen van de laatste vijfhonderd jaar in de Westerse cultuur.
Ik maak gebruik van de analyses van de Canadese socioloog en filosoof Charles Taylor. Hij heeft een boek ‘De seculiere tijd’ van inclusief het notenapparaat 1.300 pagina’s geschreven (mei 2010 Nederlandse vertaling). Taylor stelt zich de vraag wat er in de Westerse cultuur gebeurd is tussen 1500 en 2000, dat geloven in 1500 een vanzelfsprekendheid was en in 2000 niet meer dan een optie. Taylor beschrijft de Reformatie en de Verlichting in de achttiende eeuw. Ik denk zelf dat de denkers van de negentiende eeuw heel belangrijk zijn geweest, die tot op de dag van vandaag nog doorwerken in onze samenleving en in onze hoofden. Denk aan wat Ricoeur omschrijft als de “meesters van het wantrouwen”: Marx, Darwin, Nietzsche, Freud. Na Darwin is er bijvoorbeeld de spannende vraag hoe de evolutietheorie zich verhoudt met het Bijbelse denken over de schepping. Marx en Freud hebben hun varianten van een projectietheorie. Wie schept wie: heeft God ons geschapen of de mens God? Veel mensen van nu hebben de boeken van die denkers niet gelezen, maar hun ideeën zijn, mede door het goede onderwijs, als het ware gedemocratiseerd, en afgedaald in onze hoofden. Die democratisering van al die denkbeelden heeft mensen, zoals Taylor het omschrijft, religieus onzeker gemaakt, zowel buiten als binnen de Kerk. Tegelijkertijd zegt Taylor, als katholieke filosoof, blijft er in het hart van de mens een religieus verlangen. Dat is de oude notie van een desiderium naturale. Er is een religieus verlangen, het tijdelijke staat uit naar het eeuwige, het schepsel staat uit naar de Schepper. Met de woorden van Augustinus uit de ‘Confessiones’: “Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, o God”. Die achtergrond maakt verklaarbaar wat er in onze Nederlandse Kerk aan de hand is. Niet alleen verkeert de samenleving in religieuze onzekerheid, maar ook onze Kerk. Veel van de gelovigen, juist de mensen die meedoen binnen onze parochies, worstelen met dezelfde vragen als de mensen buiten de Kerk.

De sociale kwetsbaarheid: relatieve geslotenheid

De derde kwetsbaarheid van onze kerk is jaren geleden door Menco van Koningsveld, diaken van het aartsbisdom Utrecht, in zijn proefschrift ‘Aan de vruchten kent men de boom (2006)’ benoemd als de relatief geslotenheid van de geloofsgemeenschappen. Hij durft uit te spreken dat veel vrijwilligers de parochie gekoloniseerd hebben. Misschien heeft hij wel gelijk met die analyse. Je ziet vaker in parochies dat mensen heel tevreden zijn met zichzelf, met de geloofsgemeenschap, en tegelijk nauwelijks (in)zien dat nieuwe mensen moeilijk kunnen binnenkomen. Je krijgt dan als resultaat dat de Kerk als gemeenschap een omgekeerde piramide is geworden, met veel senioren aan de bovenkant en weinig junioren aan de onderkant. Daarom is de grote opdracht om missionair te zijn, nieuwe mensen voor Christus te winnen. Persoonlijk denk ik ten eerste aan gezins- en familiepastoraat. Ik was er in het bisdom Groningen-Leeuwarden al mee bezig en doe dat nu in dit bisdom ook: extra pastorale krachten beschikbaar stellen, waar dat financieel mogelijk is, die zich specifiek richten op families en gezinnen waar jonge kinderen worden opgevoed. We weten immers dat jonge ouders, die hun kinderen aanbieden voor het doopsel, eerste communie, vormsel, zelf weinig geloofskennis in huis hebben. Ze zijn wel bereid stil te staan bij de wortels van waaruit zij leven, zeker als het eerste kindje wordt geboren en het willen laten dopen,. Als de parochie dan een goed aanbod heeft, kunnen we helpen bij de gelovige socialisatie van dat nieuwe leven dat in dat gezin geboren is. We weten uit divers onderzoek, o.a. het proefschrift van Trees Andreé ‘Gelovig word je niet vanzelf’ (Nijmegen 1983), en het proefschrift van Toke Elshof ‘Van huis uit katholiek’ (Eburon 2009), dat de invloed van thuis voor de overdracht van het geloof primair is. Het gebed van vader en moeder, de kerkgang van de ouders, het voorleven van het geloof met woorden en daden, zijn voor het overdragen van het katholiek geloof van fundamenteel belang. De parochie en de school zijn daarin ondersteunend. De onderzoekers zeggen ook - dit tot troost van al die ouders die het hebben geprobeerd, en niet blijvend succesvol zijn geweest - dit thuisgeloof is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde. Er zijn bij de jeugd, vooral de oudere, ook andere factoren die grote invloed hebben, zoals de vriendengroep en de jeugdcultuur.

 

Missionair- diaconaal
Ariëns is in zijn dagen vooral missionair-diaconaal actief. Hij bezoekt de mensen thuis, op de bedrijven, in verenigingen, die hij opricht. Hij signaleert dat het groot misbruik van alcohol een factor is voor mensen om waardig te leven of om iets te doen aan de omstandigheden.

Alcoholmisbruik

Vandaag de dag is er in onze samenleving nog steeds een groot misbruik van alcohol, drugs, verslavende middelen. Tot voor kort was het niet populair om er iets over te zeggen, maar het is een serieus probleem. Het valt me op dat er de laatste tijd meer artikelen in de kranten verschijnen, die spreken over de negatieve gevolgen van veel alcoholgebruik of van verdovende middelen. Tegelijk is er een neiging om in het publieke debat die signalering weg te zetten als moraliserend. Bij roken en tabak is de zaak nu helder geworden: roken is taboe geworden, in de private ruimte en in de publieke ruimte. Je bent echt een loser als je nu nog rookt, bij wijze van spreken. Dat was in het recente verleden wel anders. Even een zijsprong. Ik heb een prachtige foto gevonden van bisschop Bekkers uit de jaren zestig, hier in Den Bosch in het ziekenhuis, op bezoek bij een zieke, met een grote sigaar in zijn hand. In die tijd kon je tot in het ziekenhuis gewoon sigaren roken. Zo iets is voor ons nu volstrekt onbegrijpelijk. Het geeft aan dat roken taboe is geworden. Dat taboe is veel minder het geval bij alcohol en drugs. We weten uit cijfers dat honderdduizenden Nederlanders zoveel alcohol gebruiken dat het hun dagelijks leven negatief beïnvloedt.

Die hele thematiek rond verslaving is spannend en in onze reactie hoeven we niet te reageren met volledig blauwe knoop gedrag. Die discussie is overigens niet nieuw. Er zit spanning tussen helemaal geen alcohol, matigheid en mateloosheid. Dat bespreekbaar maken, daar gaat het om, op zoek naar het juiste midden. Binnen onze huidige cultuur bestaat een tendens tot mateloosheid. Het blijft alarmerend dat jonge kinderen nog ieder jaar in het ziekenhuis worden opgenomen met alcoholvergiftiging. Het zijn kleine groepen, maar de gevolgen van te vroeg overmatig alcoholgebruik zijn enorm groot. Laatst stond een artikel in de krant over een onderzoek, dat aangaf hoe kinderen die veel alcohol gebruiken, leercapaciteit verliezen. Jongeren die eigenlijk een VWO diploma zouden kunnen halen, blijken met moeite een lagere opleiding te kunnen voltooien. Bij jongeren zijn de hersenen nog in volle ontwikkeling en dan blijkt alcoholgebruik gevaarlijk. Ter bescherming van onze jonge mensen is daarom de leeftijdsgrens voor het gebruik van alcohol wettelijk naar 18 jaar gebracht.

Positie van de vrouw

Ariëns was in zijn dagen ook actief met de verbetering van de positie van de vrouw. Hij heeft daaromtrent de nodige spanningen moeten ervaren. Aan de achterstandspositie van de vrouw is in de actuele situatie nog het nodige te doen. Ook nu is het een gevoelig onderwerp. Soms misschien zelfs overgevoelig. Vergelijk de recente discussie rond het Boekenweekgeschenk 2019 met als thema de vrouw, waarbij vooral mannen gevraagd zijn om er over te schrijven. Het genderdebat, zoals dat op dit moment speelt, brengt veel emoties met zich mee. Wij hebben als Kerk ook te maken met dit debat. We zijn vanaf 2010 geraakt door het vreselijke nieuws van het seksueel misbruik binnen de Kerk. Ik merk als bisschop dat er sindsdien een soort grauwsluier over onze parochies kwam te liggen. We mogen dankbaar zijn dat in 2013 paus Franciscus als paus gekozen is, die voor het elan van de kerk en de fierheid om het geloof van grote waarde is.

Humanisering van globalisering

De meeste katholieken zijn heel blij met het optreden van paus Franciscus, die dat ook missionair-diaconaal invult en vorm geeft. Hij doet dat vooral in een lijn, die we bij Ariëns gezien hebben, van humanisering van de globalisering versus onverschilligheid. We hebben minstens sinds 1500 te maken met een globalisering, die sinds het midden van de vorige eeuw enorm is versneld door technologische ontwikkelingen, robotisering, digitalisering, digitale netwerken. Dat proces heeft de neiging zich aan de greep van de sturende mens te gaan losmaken, en de kunst is om die greep juist wel te hebben en te houden. Met name om het lot van de uitvallers, de verliezers, te zien en te verbeteren. Globalisering heeft winnaars, dat is duidelijk, maar nog meer verliezers. Het is belangrijk dat de Kerk, en hopelijk vele anderen, blijven opkomen voor de verliezers.

Bestaansonzekerheid

Veel mensen in de samenleving kennen grote onzekerheid, mede door de snelle veranderingen in de wereld en in de cultuur. Bij menigeen leeft onbehagen over de toekomst. Dat heeft zeker te maken met het verlies van bestaanszekerheid: werk, inkomen, relaties. Ik heb recent als bisschopreferent voor Kerk en Samenleving mogen meewerken aan publicaties van twee politieke partijen. Voor een brochure van de Christen Unie rond het protestants en katholiek sociaal denken had ik een gesprek met senator Roel Kuijper van de Christen Unie. Ik heb ook meegewerkt aan een boekje ‘Grip’ van de voorzitter van de Socialistische Partij Ron Meyer. Meyer heeft een goede pen, en schrijft genuanceerd. Meyer heeft 100 Nederlanders geïnterviewd, waaronder een bisschop, met de vraag ‘Hoe kijk je naar de staat van Nederland?’. De rode draad van het boek is dat heel veel Nederlanders de greep op hun bestaan aan het kwijtraken zijn. Ik heb op mijn manier een bijdrage mogen leveren in het boek. Het is mij opgevallen dat Meyer in een seculier kader denkt. De bestaansonzekerheid, de verarming van mensen aan de onderkant van de samenleving en bij middengroepen, signaleert hij terecht. Wat mij betreft zou hij meer aandacht mogen geven aan de religieuze bestaansonzekerheid. Het feit dat mensen ontworteld zijn geraakt op religieus terrein, geen band meer hebben met de Kerk, met God, het geloof, geeft in een tijd van crisis veel onzekerheid en onbehagen. Vroeger hadden mensen altijd nog dat geloofsfundament, waarop ze in moeilijke tijden konden staan. Nu moeten veel mensen dat in moeilijke tijden en situaties missen.

Opkomen voor vluchtelingen

Paus Franciscus geeft vorm aan zijn missionair-diaconale opdracht door op te komen voor armen in de wereld, en voor vluchtelingen, en vraagt ons om dat ook te doen. Die rode draad is zichtbaar in het optreden van paus Franciscus. Een paar maanden na zijn verkiezing ging hij naar het eiland Lampedusa en droeg er een eucharistie op voor de verdronken vluchtelingen in de Middellandse zee. Lampedusa is een symbool geworden voor de zorg die de paus heeft voor vluchtelingen. Anno 2018 is het aantal vluchtelingen in de wereld gestegen van 75 miljoen naar 80 miljoen. Tachtig procent van die vluchtelingen wordt opgevangen in de landen in de regio. Vaak arme landen herbergen de vluchtelingen, terwijl Europa timmert aan een grote muur om vluchtelingen te weren. De Nederlandse bisschoppen hebben in 2015 een bisschoppelijke brief geschreven ‘Herbergzaam Nederland’ om juist de katholieken, christenen en alle mensen van goede wil op te roepen te beseffen dat onze Heer zelf een dakloze vluchteling is geweest. Er was voor hem geen plaats in de herberg en hij moest vluchten naar Egypte. Als we dat goed op het netvlies hebben, zouden we juist als christenen een grotere edelmoedigheid moeten hebben voor de vluchtelingen. Omdat we in de ontmoeting met hen Christus zelf kunnen ontmoeten.

Encycliek Laudato Si’ in 2015

Paus Franciscus is bekend geworden door zijn grote encycliek ‘Laudato Si’’ uit 2015 met zijn pleidooi voor een integrale ecologie. De naam Laudato Si’’ is gekozen uit het Zonnelied van de heilige Franciscus “Geloofd zijt Gij”, waarbij Franciscus een integrale ecologie voorstaat of een christelijk eenheidsdenken. Niet alleen mannen en vrouwen zijn broeders en zusters van elkaar, maar alle elementen van de schepping zijn broeders en zusters: Geloofd zijt gij broeder zon, geloofd zijt gij zuster maan, geloofd zijt gij broeder vuur, geloofd zijt gij zuster water.

Het pleidooi voor een integrale ecologie heeft drie dimensies. In de lijn van Johannes Paulus II en paus Benedictus XVI komt ook de huidige paus op voor de cultuur van het leven: van de conceptie tot de natuurlijk dood. Vandaar de zorgen omtrent abortus en euthanasie. De tweede dimensie is die van globale rechtvaardigheid, de humanisering van de globalisering. De derde dimensie heeft met duurzaamheid te maken, het beschermen van Moeder aarde als ons gemeenschappelijk huis. We hebben maar één aarde, een gemeenschappelijk huis voor ruim zeven miljard mensen. We moeten proberen er zo goed mogelijk op te leven en de aarde zo schoon mogelijk door te geven aan toekomstige generaties.

De Paus staat open voor bondgenootschappen met ieder die mee wil doen: andere christenen; andersgelovigen, zoals moslims en joden; humanisten en niet-gelovigen; alle mensen van goede wil. Meer dan de helft van de wereldbevolking is of christelijk of moslim. Vandaar dat in Laudato Si’ twee gebeden zijn opgenomen: een trinitair gebed gericht tot Vader, Zoon en Geest, dat christenen kunnen bidden, en een gebed voor allen die in de Schepper geloven, dat joodse en moslim broeders en zusters kunnen bidden. Er zijn 2,2 miljard christenen en 1,8 miljard moslims en dus leeft minstens de helft van de wereldbevolking in een christelijke of islamitische cultuurkring. De paus wil met zijn encycliek en zijn oproep tot integrale ecologie alle spirituele krachten bundelen om de grote uitdagingen van deze tijd aan te kunnen.

Erfenis van Alphons Ariëns

Dat allemaal past in de erfenis die Alphons Ariëns aan de Nederlandse katholieke Kerk geschonken heeft. Als klassiek priester leefde hij in grote verbondenheid met Christus. Hij vierde de Eucharistie, bad de getijden en de rozenkrans. Tegelijkertijd had Ariëns een groot sociaal hart, gericht op de noden van de wereld en van de mensen om hem heen, waardoor hij emanciperende krachten wakker riep. Wij kunnen in het licht van onze huidige uitdagingen vooruit met het voorbeeld van Alphons Ariëns. Ik heb u dat in het voorgaande proberen te schetsen. Ik dank u wel voor uw aandacht.
icon1