Diaconie, Alphons Ariëns en de Ariëns Prijs voor Diaconie

Inleiding zoals gehouden door drs. Hub Crijns tijdens de bijeenkomst van de PCI in de parochie Sint Jan de Doper Maarssen Vechtstreek in Mijdrecht op maandag 26 november 2012. Hub Crijns is directeur van landelijk bureau Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken (DISK) en vice-voorzitter van de Stichting Het Ariëns-Comité.

Ik ga het vanavond met u hebben over vier punten:

a. Diaconie, wat is dat vanuit Bijbelse bronnen?

b. Diaconie: een drievoudige dienst van barmhartigheid, gerechtigheid en verzoening.

c. Alphons Ariëns, priester (1860-1928).

d. De Ariëns Prijs voor Diaconie in het aartsbisdom Utrecht: 2004 tot heden.

A. Diaconie, wat is dat vanuit Bijbelse bronnen?

De letterlijke betekenis van het Griekse woord diakonia waarin we het woord diaconie herkennen, is ‘dienst’. Ook in het werkwoord diakoneo, dat ‘aan tafel dienen’ betekent, zien we dit dienen terug, evenals in het zelfstandige naamwoord diakonos: dienaar. Nieuw taalkundig onderzoek brengt nog een andere betekenis in beeld, namelijk dat dienen altijd een bemiddelende relatie staat: tussen een opdrachtgever en de bestemming van de dienst.

Joodse opvatting

De Israëlieten weten uit eigen ervaring wie God is en wat Hij doet en ze weten wat het is om achtergesteld te zijn. God sluit immers een verbond met dit volk van slaven. Zijn verbondsdaden zijn voor dat volk veelzeggend. Hij bevrijdt zijn volk uit het land Egypte en leidt het uit het diensthuis. De geboden die uit dit verbond voortvloeien hebben te maken met God en met de naaste. De Joodse bronnen maken wat arbeid betreft geen onderscheid tussen hoog en laag, fysiek en geestelijk: het hoort allemaal bij elkaar.

Diakonia in het Nieuwe Testament

In de evangeliën, Handelingen en brieven van de apostelen worden veel activiteiten geschaard onder de diakonia. Ik noem enkele voorbeelden.

In het Lucasevangelie (17,8 en 12,37) en in het Johannesevangelie (12,2) betekent diakoneo: aan tafel dienen.

In het Lucasevangelie (22,26-27) gaat het om het dienen van de medemens, juist als hij minder is dan wijzelf. Jezus zegt daar: ‘Wie de voornaamste is, dient des te meer’.

In Handelingen 6 betekent diakoneo voor de liefdesmaaltijd zorgen. De voorbereiding, de leiding en het bedienen van de maaltijd wordt toegekend aan zeven mannen ‘vol des heiligen geestes’. Het aan tafel dienen is dus een belangrijke functie.

Het preken van de apostelen in Jeruzalem, ook in Handelingen 6, heet diakonia des Woords.

Paulus noemt zichzelf en zijn apostelvrienden in zijn de tweede brief aan de Korinthiërs ‘diakenen’ van Christus. Ook apostolaat valt hier dus onder diakonia.

Het zendingswerk zoals bijvoorbeeld Timoteus dat onderneemt, draagt ook de naam diakonia.

We onderkennen dus meerdere betekenissen uit dit woordgebruik.

Diakonia volgens Jezus

Diakonia is in het Nieuwe Testament veel meer dan de zorg voor armen, weduwen en wezen en vreemdelingen. Apostolaat viel er onder, evenals preken, zendingswerk, catechisatie, en huisbezoek. Voorts bezoek aan gevangenen en weduwen, die niet in staat zijn aan het bijeenkomen van de gemeente deel te nemen. In de evangeliën ligt de nadruk op de wijze waarop Jezus het dienstwerk opvat. In tegenstelling tot de wereld, waarin het gaat om macht over de ander, stelt Jezus het dienen centraal in opdracht van God, Zijn Vader. Hij zegt: ‘Ik ben niet gekomen om bediend te worden, maar om te dienen’ (Mt. 20,28).

Nieuwe inzichten van John Collins

Als de ontwikkelingen in exegetisch onderzoek ons iets geleerd hebben, dan is het wel dat elke generatie een eigen beeld vormt van de diaconale bronnen en woorden. Er wordt als het ware een eigen betekenis op gelegd. Een maatschappij die standen, rangen en slavenarbeid kent neemt bijna automatisch dat verstaan mee in het werken met de Bijbelse woorden. Zie bijvoorbeeld de betekenissen uit de Griekse en Romeinse cultuur. Een maatschappij die zich los gemaakt heeft van slavenarbeid, die geen onderscheid meer maakt tussen blanke bovenmensen en gekleurde ondermensen, vult die begrippen weer anders in. Kijk naar de betekenissen in onze eigen cultuur.

Zo blijkt uit de ervaring van de theologie uit de negentiende eeuw bij de invulling van het woord ‘dienen’ de tweederangs plek van zorgarbeid, mantelzorg, handarbeid mee te klinken. ‘Dienen’ heeft zo doende een klank van nederigheid, onderwerping in zich. Die tweederangs klank hangt in die tijd ook samen met woorden als bediende, dienaar, knecht, dienstbode, de meid, enzovoorts.

De Australische exegeet John Collins heeft een systematisch onderzoek verricht naar de betekenis van de diak-woordstam in de bronnen van de twee eeuwen rond het leven van Jezus[1]. Hij constateert dat diakonein vooral een bemiddelende functie heeft: namens iemand met gezag kan de diakonos iets overbrengen naar de anderen: geld, een dienst, een boodschap. Een diakonos is een gemachtigde, een gezondene, een middelaar tussen degeen in wiens opdracht hij of zij gezonden is en degenen naar wie hij of zij toegaat. Ik noem nadrukkelijk de zij, omdat uit de geschiedenis van de eerste tien eeuwen heel duidelijk blijkt dat vrouwen een eigen diaconale taak en dus ambt kregen als het ging om taken onder vrouwen, waar mannen vanwege cultuurbepaalde belevingen geen toegang hadden (zie de bijdrage van Hans Wijngaards in: Diaconie in beweging pag. 115-133). ‘Dienen’ heeft dan een klank van gezag in zich, zoals bijvoorbeeld blijkt uit ons begrip van de termen gezant, minister, agent, gemandateerde, gevolmachtigde, bemiddelaar, pleitbezorger, zaakwaarnemer.

Diakonia heeft volgens Collins drie betekenisvelden, waarin altijd de relatie belangrijk is: 1. de boodschap; 2. de bemiddeling of agentschap; 3. dienst en verzorging. De grondbetekenis is zoiets als: bemiddeling en opdracht in naam van de opdrachtgever. Diakonia is dan een mandaat, zending, missie, kortom een doorgeven, die zowel materieel als geestelijk is op te vatten. Als Paulus in 2 Korinte van Korinte naar de eerste gemeente in Jeruzalem gaat, is zijn missie niet alleen om het Woord en evangelie te verkondigen, maar ook om de opbrengst van de collecte te geven.

Diakonia in de vroege kerk

Als we zien hoe het leven van de oergemeente in Jeruzalem beschreven wordt, zien we dat de zorg voor elkaar, de zorg voor de naasten, de zorg dat niemand van de gemeenschap gebrek lijdt essentieel is. Het is één van de wezenskenmerken van de vroege gemeente zoals ze ons beschreven wordt in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 van de Handelingen. We horen daar hoe de menigte die het geloof had aangenomen, leefde en er komen vier grondtrekken van wat kerk-zijn inhoudt naar voren: (1) de verkondiging, het getuigenis van de verrijzenis van de Heer Jezus (kerugma), (2) vervolgens de samenkomst voor het gebed en het breken van het brood (leiturgia), (3) het gemeenschappelijk leven, verbondenheid hebben met de Heer en met elkaar (koinonia) en (4) tenslotte de zorg voor de behoeftigen (diakonia).

Dat programma wijst duidelijk op inzet om te zorgen dat niemand gebrek zal lijden, dat ieder een waardig bestaan heeft en niet uit nood of honger of armoede gedwongen wordt tot daden die een mens onwaardig zijn. Het gaat dus om menselijke waardigheid. Dat is een essentieel gegeven als het gaat om de diaconie van de Kerk.

B. Diaconie: een drievoudige dienst van barmhartigheid, gerechtigheid en verzoening

In het Handboek Diaconiewetenschap Barmhartigheid en gerechtigheid wordt na een boeklange zoektocht de volgende omschrijving van diaconie gegeven:

Onder diaconaat/diaconie verstaan wehet handelen vanuit en door kerken en andere door het evangelie geïnspireerde groepen en bewegingen dat gericht is op het voorkómen, opheffen, verminderen dan wel mee uithouden van lijden ensociaal-maatschappelijkenood van individuen en van groepen mensen en op het scheppen van rechtvaardige verhoudingen in kerk en samenleving.”[2]

In deze definitie ligt de nadruk op het handelen, dat omschreven is in vijf werkwoorden. Tegelijk is duidelijk dat diaconaat ook om een theologische omschrijving vraagt. Die vinden we terug in de zoektocht naar deze definitie en de dragende woorden zijn dan: barmhartigheid, gerechtigheid en verzoening.

Dienst van zorg en barmhartigheid (Geef ons vandaag het brood dat we nodig hebben)

Zorg heeft allereerst te maken met materiële noden. Die staan voorop bij de werken van barmhartigheid. Ruimer gezien betreft dat ook het nabij zijn aan mensen in de breekbaarheid en kwetsbaarheid van het leven. Gedeelde vreugde is dubbele vreugde, gedeelde smart is halve smart. Maar het gaat verder dan het oplossen van materiële nood. Mensen lijden aan hun lijden, hun ziekte, hun onmacht. We hebben hier te maken met menselijke tragiek. Het is een gevaarlijke illusie te denken dat alle leed te verhelpen is.

Het lijden tast soms de zin van je bestaan aan. Dan betreft het de tweede dood, waarover we zingen in de voorbede Groter dan ons hart: ‘laat niet de dood die alles scheidt en leeg maakt, laat niet de tweede dood over ons komen’ (GvL 448). Het leven is voortdurend afscheid nemen, het meest uiteraard bij het verlies van een dierbare, maar ook bij het afscheid van je jeugd of van het werkzame leven. Aandachtige nabijheid kan hier wonderen doen.

Dienst van gerechtigheid (En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad)

Een van de namen van God is ‘hartstocht voor gerechtigheid’. Daar waar lijden en dood door anderen worden aangedaan, gebeurt onrecht. Dat vraagt van christenen inzet voor gerechtigheid. We leven en geloven binnen de traditie van een God die opkomt voor slachtoffers van onrecht. Er is niet alleen onrecht dat mensen elkaar aandoen, maar er is ook veel onrecht dat heerst in verhoudingen en structuren. De laatste bede van het Onze Vader is niet voor niets vertaald met: ‘en red ons uit de greep van het kwaad’. Criterium bij uitstek voor gerechtigheid is de onvervreemdbare waardigheid van de mens en het respect voor de natuur.

Allerlei maatschappelijke organisaties zijn actief voor gerechtigheid en vrede. Christenen, parochies en genootschappen kunnen daarin hun bijdrage leveren en ook zelf iets ondernemen.

De kunst is te onderscheiden tussen wat in onze macht ligt om te veranderen en wat niet, en tussen tragisch lijden en onrecht. Die kunst van het onderscheiden is heilzaam voor wie diaconaal wil handelen. Het is ook heilzaam anderen te helpen dit onderscheid aan te brengen in hun leven.

Dienst van verzoening en vergeving (Vergeef ons onze schulden, zoals wij hebben vergeven die ons iets schuldig was)

De derde diaconale dienst is die van bijdragen aan verzoening en vergeving. Deze dimensie is allereerst van belang voor christenen zelf die diaconaal handelen. Want in zorg voor anderen zullen we onvermijdelijk tekortschieten, onze armen blijken steeds weer te kort, en in de inzet voor gerechtigheid is het bijna onmogelijk geen enkele vorm van geweld te gebruiken. Zelf zijn we aangewezen op vergeving om diaconaal actief en blijmoedig te kunnen blijven. De bede in het ‘Onze Vader’ geeft aan dat er een innerlijke samenhang bestaat tussen vergeving door God en elkaar vergeven. Elkaar vergeven is zowel voorwaarde als vrucht van vergeving door God. Ons zelf vergeven is vaak het moeilijkst. Tot onze troost en verzoening schrijft de apostel Johannes: ‘En zelfs als ons hart ons aanklaagt: God is groter dan ons hart’ (1 Joh. 3,20).

In het klein is de dienst van verzoening belangrijk in families en buurten, in het groot tussen bevolkingsgroepen en religieuze groeperingen. Verzoening zonder vergeving te vragen is niet mogelijk. Verzoeningscommissies in Zuid Afrika en Argentinië maken dat duidelijk.

Verzoenen heeft als basis het scheppen van verbinding, met name van verbindingen buiten de eigen kring, het denken in ‘wij’ en ‘zij’ overstijgen, bijvoorbeeld bij de ontmoeting van moslimvrouwen en christenvrouwen. In combinatie met de inzet voor gerechtigheid betekent dat vooral een inzet voor mensen en groepen die worden uitgesloten en niet of minder deelhebben aan het maatschappelijk en/of kerkelijk leven. Diaconale solidariteit zal niet rusten totdat mensen hun plaats hebben gevonden en gekregen.

C. Alphons Ariëns, priester (1860-1928)

Alphonse Marie Auguste Joseph is geboren op 26 april 1860 in de Hamburgerstraat in Utrecht. Vader mr Willem Ariëns is advocaat en voorzitter van de Vincentius Vereniging en tevens voorzitter van het Armbestuur in Utrecht. Moeder is Lisette Ariëns-Povel uit een deftige Amsterdamse zakenfamilie. Fons is de vijfde van 8 kinderen. De huisstijl is streng, sober, gelovig en sociaal bewogen. Ariëns zal die stijl zijn hele leven trouw blijven.

In 1870 gaat hij op 10-jarige leeftijd naar de kostschool in Rolduc. We zouden nu zeggen dat hij een superintelligent kind is. Hij studeert af op het gymnasium en gaat als 16-jarige terug naar Rolduc voor de studies filosofie. Ariëns studeert theologie in Rijsenburg, het seminarie van het aartsbisdom Utrecht voor de vier jaar studies theologie. Met name de lessen kerkgeschiedenis van Schaepman (na 1880 ook Kamerlid) trekken zijn grote aandacht. De priesterwijding gebeurt op 15 augustus 1882 op 22 jarige leeftijd.

Alphons Ariëns studeert kerkrecht en theologie in Rome. Tijdens zijn studies maakt hij vele reizen in heel Italië. Hij bezoekt vooral de feiten van het leven. Hij ziet de ellende in de pauperwijken van Rome en Turijn; de kinderarbeid in de marmergroeven van Carrarra; de kinderarbeid en uitbuiting in de zwavelmijnen in Sicilië. Hij ontmoet veel priesters, zoals o.a. Don Bosco en diens rechterhand Don Rua in Turijn, die het vanuit hun pastorale ervaringen op het sociale terrein opnemen tegen de conservatieve Italiaanse geestelijkheid. Als de kerk geen stem heeft in de sociale kwesties, dan heeft ze geen recht om kerk te zijn! Hij wordt lid van de Derde Orde van Sint Franciscus.

Alphons promoveert in 1885 tot doctor in godgeleerdheid met lof. Hij wijst een aanbod om aan een buitenlands seminarie professor te worden af. Het nieuwe Italiaanse élan voor missie en sociaal pastoraat als de toekomst van de kerk leidt tot het besluit om apostel onder de Nederlandse arbeiders te worden. Bisschop Snickers steunt hem in die wens en zet hem neer in de textielstad Enschede. Dit overigens zeer tot verwondering van velen, die nog denken in traditionele patronen Want was Ariëns niet bestemd om professor op het groot-seminarie te worden of secretaris van de bisschop?

Drie perioden van vijftien jaar

Het werkende leven van Alphons Ariëns na zijn studietijd kan verdeeld worden in drie perioden van elk vijftien jaar. Gerrit Deems beschrijft deze perioden in zijn proefschrift Een Andere Ariëns. De Doctrina Socialis van Dr. Alfons Ariëns (1860-1928. In de eerste vijftien jaar als kapelaan in Enschede van 1886-1901 ontwikkelt hij al doende een sociale theologie, gericht op de maatschappelijke bewustwording van de katholieken en het instrument daartoe is de ontwikkeling van de vereniging van de katholieke arbeiders. In de tweede vijftien jaar als pastoor in Steenderen en Maarssen tussen 1901 en 1916 ontwikkelt hij een pastorale theologie die mikt op een eucharistisch georiënteerd godsdienstig leven. De Kruisverbonden van Sobriëtas en het stimuleren van allerlei emancipatorische verenigingen zijn daarvoor het instrument. In zijn derde levensperiode van 1916-1928 is hij vooral een missionair theoloog, die actief is in de missionaire bewustwording van de Nederlandse katholieken. Het Geert Grote Genootschap en de missionaire leerstoel aan de universiteit van Nijmegen zijn o.a. de instrumenten. De Doctrina socialis van Alphons Ariëns is dus te onderscheiden naar een maatschappelijke, godsdienstige en missionaire laag.

Kapelaan in Enschede

Vijftien jaren heeft Ariëns gewerkt in Enschede en omgeving als kapelaan van de Sint-Jacobusparochie (1886-1901). Daar ontwikkelde hij zich tot de eerste arbeidspastor in Nederland. Hij richtte op 14 januari 1891 de Twentse Fabrieksarbeiders Bond op, die later uitgroeide tot de landelijke Katholieke Arbeiders Beweging.

Vier aandachtsvelden

Kapelaan Ariëns heeft in zijn jaren in Enschede de dagelijkse wereld tegemoet getreden met heel veel werk. Hij sjouwt de hele dag. Men ziet de kapelaan op huisbezoek, op straat pratend met mensen, op een steiger, in een fabriekskantoor, op een vergadering, in de kerk en soms in de pastorie en altijd dravend door de straten. Ariëns heeft het – zoals wij dat nu noemen – ‘druk, druk, druk’. In de avonduren zijn er ook altijd vergaderingen. En hij sluit de dag met het lezen van krant na krant, tijdschrift na brochure in een tempo om van te rillen. Hij schrijft ook veel, altijd onder tijdsdruk, ‘omdat hij dan met meest creatief is’. Bij dat schrijven bladert hij in zijn studieboeken. Met die drukke pastorale en sociale praktijk geeft de kapelaan antwoorden op vier aandachtsvelden.

De werkwereld

De wereld van de nieuwe fabrieken is miserabel. Lange werkdagen van 10-12 uur leveren weinig loon op. Vrouwen- en kinderarbeid is gangbaar. De arbeiders moeten “opzitten, pootjes geven en dood liggen’, zoals Ariëns het eens uitdrukt.

Rond de werkwereld leert de kapelaan dankzij de grote staking van 1890, dat zelforganisatie van eerst de mannenarbeiders, dan de jongeren en later de vrouwen het beste antwoord is.

De leefwereld van het gezin

De woonomstandigheden zijn ellendig. De gemiddelde huur van een kamer of arbeiderswoning schommelt tussen 1,50 en 1,90 gulden per week. Betere woningen kosten tussen 1,90 en 2,22 gulden per week aan huur. In zo’n huis heeft zo’n gezin meestal wel een tafel en twee stoelen staan, keukengerei, een kachel en een droogrek of touwen voor de was. In een hoek liggen de strozak­ken met dekens, die ‘s avonds over de hele kamer worden uitge­strekt. De mensen hebben de kleding aan, ook ‘s nachts, terwijl reservekle­ding in de was is (een karwei van gemiddeld drie dagen) of op het was rek te drogen hangt. De betere arbeiders hebben een bedstee – of twee – met matrassen en dekens. Lakens zijn een luxe. De kachel wordt gestookt met turfblokken, turfmot (goedkopere turfstukjes) en hout­spaan­ders. De kinderen zorgen voor het sprok­kelhout. De meeste woningen hebben geen water uit de kraan, riolering of toilet. Men gebruikt wasketels, emmers om water mee te halen en in te bewaren en collectieve toiletten. Overal zwerft vuil. Overal stinkt het enorm. Overal hangt rook uit de kachels. Overal tref je ongedierte aan. Ziekten zijn snel opgedaan en nog sneller aan elkaar doorgegeven.

In arbeidersgezinnen drinkt men heel veel, zowel mannen als vrouwen. Enerzijds om het warm te krijgen, anderzijds om de ellende kwijt te raken. Een glas bier kost 6 cent en een glas jenever een dubbeltje. Kapelaan Ariëns noemt in 1892 dat hij een man kent, die per week 3,00 gulden van zijn loon opdrinkt en rekent voor dat dit in tien jaar een bedrag van 2.000 gulden is. Een kapitaal voor die tijd. Door dat drinken wordt het dagelijks leven nog zwaarder dan het al is.

De antwoorden van Ariëns betreffen het oprichten van verenigingen, waarin men belooft niet meer te drinken: het Kruisverbond voor mannen, De Mariaverenigingen voor vrouwen en de Annaverenigingen voor ouders. Later worden ze samengevoegd onder de naam Sobriëtas. Hij beijvert zich voor het bouwen van betere woningen en maakt na de stichting van de eerste woningcorporatie de oplevering van de eerste zes woningen mee.

Verenigingswereld

Van Adolph Kolping in Duitsland en van Don Bosco in Turijn heeft Ariëns geleerd, dat een verenigingshuis heel belangrijk is. Waar thuis geen gemeenschapsleven kan ontstaan door de cirkel van werk, drank, honger en ziekte, geeft een verenigingshuis andere mogelijkheden. Je kan er warm worden, kletsen, koffie drinken, samen eten, leren lezen en schrijven, samen praten. Ariëns bevordert cultuur, muziek en ontspanning. Hij weet dat daardoor ook geloofsvorming en gemeenschappelijk kerkelijk leven mogelijk worden. Al heel snel opent hij in Enschede een verenigingshuis aan de Oldenzaalsestraat.

Politieke wereld.

In de politieke wereld voelt Ariëns zich niet thuis. Hij weet er geen weg mee. Voor het normale politieke handelen is hij eigenlijk te eerlijk, te veel pastor, te weinig strateeg of manipulator. Soms is hij zelfs op het naïeve af en heeft hij een optimistisch vertrouwen in anderen. Hij laat de politiek over aan zijn mensen, zijn leiders in de bewegingen, zijn deken en zijn leermeester Schaepman. Hij zal in zijn leven merken, dat hij zowel in de vakbondspolitiek, in de kerkelijke, als in de wereldlijke politiek regelmatig het slachtoffer wordt van dat goede vertrouwen.

Pastoor in Steenderen en Maarssen

Ook als pastoor van Steenderen (1901-1908) en van Maarssen (1908-1926) bleef hij zijn stuwkracht onverminderd inzetten. Buiten zijn parochie blijft hij aandacht geven aan Sobriëtas, steunt hij van buitenaf de groei van de vakvereniging en promoot hij de opkomst van de vrouwenorganisaties, jongerenorganisaties, vereniging van katholieke journalisten, en niet in de laatste plaats het katholieke Missiewerk. In 1921 is Ariëns mede-oprichter van het Geert Grote Genootschap in Utrecht. Het feestcadeau bij het 40-jarig priesterfeest van 5.000 gulden geeft hij op 15 augustus 1922 cadeau aan de in dit jaar opgerichte katholieke universiteit van Nijmegen voor een leerstoel missiologie.

In de zomer 1926 gaat hij met emeritaat en neemt afscheid van Maarssen. Hij is 66 jaar, als hij op 19 november 1926 aankomt in het moederhuis van de Sint Jozefscongregatie in Amersfoort. In zijn laatste levensjaren is Ariëns vaker ziek. In 1927 kent hij nog een opleving en maakt een reis door Vlaanderen. Juli 1928 begint zijn sterfbed door de bediening met het Sacrament der Zieken door biechtvader pater van Nimwegen. Eén van zijn laatste woorden luidt: “wat is het toch een getob, eerst om in de wereld te komen en dan om eruit te gaan”. Hij ligt een week in coma en sterft op 7 augustus 1928 rond half zes in de namiddag op 68-jarige leeftijd. Hij is 46 jaar priester. Ariëns is begraven op kerkhof Beresteyn. Op zijn grafsteen staat: Ariëns, priester. In de Maria-Ariëns kapel van de St. Jacobuskerk te Enschede wordt sinds 1994 de herinnering aan hem levend gehouden. Wij mogen Alphons Ariëns daar gedenken en bidden voor zijn zaligverklaring. Zo kunnen wij deel krijgen aan zijn sociale gezindheid.

D. De Ariëns Prijs voor Diaconie

De Stichting Het Ariëns-Comité en het aartsbisdom Utrecht namen in 2002 het initiatief tot een diaconale prijs: ‘De Alphons Ariënsprijs voor diaconie’. Als doelstelling werd geformuleerd: het stimuleren van initiatieven op het terrein van de diaconie en het bevorderen van aandacht en publiciteit voor diaconie binnen de geloofsgemeenschap. Vicaris Rentinck schrijft in de inleiding: “De prijs voor diaconie is ingesteld vanuit het vertrouwen dat parochies elkaar kunnen helpen en stimuleren om creatief en vindingrijk diaconale projecten op te zetten. Ook kunnen we op deze wijze elkaar bemoedigen om moedig door te gaan, ook als we op onbegrip of verzet stuiten. Voor winnaars van de prijs en voor alle anderen moge de naam Ariëns een uitnodiging zijn om vindingrijk en moedig broederlijk/zusterlijk bij te staan al wie berooid zijn en verdrukt.”

De prijs werd voor het eerst uitgereikt in 2004. Er werden toen negen projecten aangemeld. In 2007 dongen 24 projecten mee naar de prijs en in 2010 liefst 29 projecten. In de beide laatste jaren was ik lid van de jury. De jury bestaat uit mensen uit het aartsbisdom die op verschillende manieren deskundig zijn op het gebied van diaconie.

Ariëns Prijs voor Diaconie

De gang van zaken is als volgt. Langs alle beschikbare kanalen worden parochies en pastores, besturen van Parochiële Caritas Instellingen (P.C.I.’s) en diaconale werkgroepen in het aartsbisdom uitgenodigd projecten voor te dragen. Die projecten kunnen van een parochie zijn maar ook door anderen opgezet, waarbij parochies en/of parochianen participeren. Nadat de termijn verstreken is, worden alle projectengroepen bezocht door een lid van de jury. Deze verwerkt de aangereikte informatie en de uitkomsten van het intake interview tot een beknopte publicatie. Na terugkoppeling komt er een definitieve tekst. Ook levert men zelf fotomateriaal aan. Zo kwamen drie fraai verzorgde publicaties tot stand: Diaconiekrant: Hoe kan ik voor jou een naaste zijn?,Aartsbisdom Utrecht en DKCI 2004; Hoe kan ik voor jou een naaste zijn? Ariënsprijs voor diaconie 2007, Stichting Het Ariëns-Comité en Aartsbisdom Utrecht 2007; Ga, en doe evenzo… Ariënsprijs voor diaconie 2010, Stichting Het Ariëns-Comité en Aartsbisdom Utrecht 2010. Op basis van steeds duidelijker criteria voor creativiteit, doorwerking in parochie en samenleving, en voorbeeldfunctie voor anderen, besluit de jury over toekenning van de prijs: een hoofdprijs en twee of drie tweede prijzen. Hoogtepunt vormt de prijsuitreiking. Deze dag wordt opgezet als een wederzijdse ontmoeting van vrijwilligers uit de projecten, samen met professionals en vrijwilligers uit het diaconale veld. Het enthousiasme spat er van af op die dag. Er worden heel wat dwarsverbindingen gelegd om elkaar van dienst te zijn en elkaar te inspireren.

Ik ga in het navolgende in op de voorgedragen projecten uit de edities van 2003, 2007 en 2010[3].

Diaconie is zorg, aandacht, hulp, troost

Een groot aantal projecten (20) is onder te brengen onder de noemer: aandacht, zorg, troost, hulp, enzovoort, binnen de eigen geloofsgemeenschap en/of in dorp, wijk en stad. Het theologisch kernwoord is barmhartigheid. We zien een grote verscheidenheid in aandachtsvelden: de jaarlijkse verzorging van kerstpakketten, aandacht voor zieken en eenzamen, ouderenzorg, hulp bij het verwerken van verlies, enzovoort. Een ontroerend initiatief is het maken van ‘troostdekentjes’ voor ouders die een kindje verloren door vroeggeboorte of door overlijden kort na de geboorte. Diaconie van langere adem komt in beeld in ‘maatjesprojecten’, waardoor mensen letterlijk weer op verhaal komen, de weg terugvinden naar anderen, en wegwijs raken in onze ingewikkelde maatschappij. Er bestaat een stichting voor gehandicaptenvoetbal. Er zijn inloopadressen en instanties met een meer open aanbod, waarbij (ook financiële) hulp op maat wordt gegeven.

In elf van deze projecten speelt een parochie of inter-parochieel verband de centrale rol. Soms groeit een initiatief uit tot een regionale en zelfs landelijke aanpak, zoals bij de troostdekentjes en het gehandicaptenvoetbal. De kerstpakkettenactie gebeurt meestal oecumenisch, vaak in samenspel met sociale voorzieningen van de plaatselijke overheid Het open aanbod voor inloophuizen, maatjesprojecten en sociale hulpverlening wordt gedragen of gesteund door de (inter-)parochiële Caritas (PCI) of Vincentiusvereniging of het betreft een oecumenisch initiatief als een interkerkelijke hulpdienst of een pastoraal café voor (ex)psychiatrische patiënten. Bij deze initiatieven wordt soms samengewerkt met de burgerlijke gemeente. Eén project had indirect verbinding met parochiële diaconie: het project ‘Even bijtanken’ voor sociale minima vanuit de Stichting Arbeidspastoraat Twente.

Bondgenootschap met armen

Een groter aantal projecten (21) richt zich op maatschappelijk onrecht, uitsluiting en armoede. Het theologisch kernwoord is werken aan gerechtigheid. Van alle negen projecten uit 2004 zijn er vier gericht op asielzoekers. In 2007 komen daar nog twee projecten bij. Men combineert hierin zorg voor mensen en maatschappelijke actie. Vanuit de betrokkenheid bij noodopvang groeit solidariteit, en daaruit weer het ondernemen van actie, primair naar de (vooral gemeentelijke) politiek, maar ook naar de kerken.

De arme kant van Nederland komt in 2007 en 2010 in beeld met zeven projecten. Aandacht voor de nood (en soms ook de kracht) van armen, gaat samen met bewustmaking in maatschappij en kerk en met het daadwerkelijk verbeteren van het lot van armen. We zien creatieve projecten: een kunstatelier voor mensen met een uitkering, een diaconaal regionaal netwerk dat ontwikkelingen op de voet volgt en actie onderneemt, en het in 2010 bekroonde fotoproject ‘De ongeziene gezien’. Twee motto’s van projecten karakteriseren in feite al deze projecten: ‘armoede is onrecht’ en ‘de ongeziene gezien’. Parochies zijn hier meestal niet initiatiefnemer of drager, soms een geïnspireerde pastor. Een parochie is wel een van de organisaties die men bewust wil maken van de armoede om de hoek, bijvoorbeeld met hulp van ‘ATD vierde wereld’. In het gunstigste geval worden parochies bondgenoten of vindt men bondgenoten binnen parochies.

Multiculturele of interreligieuze diaconie

Een derde groep initiatieven betreft de multiculturele en multireligieuze samenleving. De meest voorkomende strategie is het arrangeren van wederzijdse ontmoeting. Vaak gebeurt dit bij speciale gelegenheden: vredesweek, migrantenweek of islamitische feestdagen (opvallend: nauwelijks bij christelijke feestdagen). Allereerst pastores, maar ook parochies, spelen een sleutelrol. Een eigen plaats komt toe aan het buurtpastoraat als presentie namens de kerken in de wijk en voor buurtbewoners. Het initiatief van de Gideonsbende in Maarssen werkt vooral via het internet en is daarin baanbrekend. Men signaleert problemen en geeft impulsen aan mensen om zelf in actie te komen.

Diaconie wereldwijd

Een eigen karakter hebben de 11 projecten, die zijn aan te geven als: diaconie over de grens, wereldwijd. Meestal is er een persoonlijke band van een of meer parochies (en soms ook het dorp) met iemand uit de eigen kring die zich ginds inzet voor ontwikkelingswerk en/of missionering. Het startpunt kan ook liggen bij een parochiaan die op vakantie geraakt is door de nood en de omstandigheden aldaar. Of er klopt iemand uit de derde wereld aan bij de pastorie en dat wordt het startpunt van een daadwerkelijke solidariteit. Het ‘ginds’ kan Afrika (4 keer), Zuid-Amerika of Vietnam zijn, maar ook Roemenië, Rusland, en zelfs een uitwisseling met ouderen vlak over de Nederlands/Duitse grens. Parochies nemen het voortouw of zijn betrokken. In verband met de fondsenwerving wordt er vaak een stichting opgericht, soms oecumenisch. De solidariteit met mensen elders gebeurt ook door uitwisselingsprogramma’s: mensen van hier naar daar om een bijdrage te leveren, en van daar naar hier om hun wijze van geloof en leven te delen. Vooral jongeren zijn hiervoor te bewegen.

Jong geleerd is oud gedaan

Een vierde categorie van projecten combineert voor jongeren concrete diaconale actie met inwijding in de geloofsgemeenschap en in de christelijke traditie. Van de zeven projecten blijft een gedeelte dicht bij huis: een spaaractie voor een heel concreet doel door kinderen die de eerste communie doen, of allerlei plaatselijke realisaties van de katholieke landelijke actie DiaconAction voor jongeren. Een ander deel sluit aan bij de vorige groep projecten: een groep jongeren van de parochie spaart zelf de reis bij elkaar en vertrekt voor enkele weken naar bijvoorbeeld Afrika voor bouwactiviteiten en ontmoeting met jongeren daar. Het maakt diepe indruk op de jongeren. Zij worden vanuit de parochie uitgezonden en doen daar weer verslag. Soms wordt het hele dorp erin betrokken. Een uniek initiatief is de Adventsfakkeloptocht in Deventer voor jongeren uit de hele stad, waarbij ook moslimjongeren deelnemen. Een heel eigen vorm van ontmoeting.

Door religieuzen en interkerkelijke initiatieven

Zes projecten worden gedragen door een religieuze gemeenschap of een interkerkelijke stichting als Kerken en Buitenlanders in Utrecht. We zien een combinatie van betrokkenheid op mensen aan de rand van onze maatschappij en interne geloofsbezinning en gebedsleven. Het meest uitgesproken voorbeeld daarvan vormen de Egidius-gemeenschappen. De groep in Apeldoorn draagt bijvoorbeeld het bekroonde fotoproject van 2010. Spiritualiteit, maatje worden, vriendschap buiten eigen kring zijn de kern en grond voor de inzet, zoals bij leefgemeenschap ‘De Wonne’ in Enschede of het Meester Geertshuis in Deventer (genoemd naar Geert Grote, de stichter van de Moderne Devotie).

Ariëns Prijs voor Diaconie 2013 in voorbereiding

Het startsein voor de editie van 2013 is inmiddels gegeven. Er is een nieuwe jury samengesteld die de voorgedragen activiteiten en projecten gaat bezoeken en interviewen. De Diocesane Kerkelijke Caritas Instelling heeft de folders voor de editie 2013 verspreid en parochies en PCI’s kunnen hun projecten en activiteiten voordragen. Als voorzitter van de jury hoop ik natuurlijk op een grote oogst. In 20010 mochten we 29 projecten bezoeken en het zou fantastisch zijn als we dat aantal in 2013 ook halen. U mag uw best doen. De vorige editie waren er twee projecten uit uw parochie. Dus doe u best: u mag als parochie van Ariëns natuurlijk niet ontbreken in het nieuwe boekje.

Hub Crijns

[1] H. Crijns, E. Hogema, L. Miedema, H. Noordegraaf, P. Robbers-van Berkel, H. van Well, J. Wissink, H. Arts-Honselaar (eindredactie), Diaconie in beweging. Handboek Diaconiewetenschap, Kok Utrecht en landelijk bureau DISK ’s-Hertogenbosch, 2011, pag. 69-96. Zie ook in: H. Crijns, W. Elhorst, Pl. Robbers-van Berkel, L. Miedema, H. Noordegraaf, E. van der Panne en S. Stoppels, e.a., Barmhartigheid en Gerechtigheid. handboek diaconiewetenschap, Kok Kampen en DISK Amsterdam, 2004-1, pag. 366-379.

[2]H. Crijns, W. Elhorst, Pl. Robbers-van Berkel, L. Miedema, H. Noordegraaf, E. van der Panne en S. Stoppels, e.a., Barmhartigheid en Gerechtigheid. handboek diaconiewetenschap, Kok Kampen en DISK Amsterdam, 2004-1, pag. 392.

[3] Ik maak hier dankbaar gebruik van studiewerk dat verricht is door Gerard Groener, jurylid van de Ariëns Prijs voor Diaconie, in het artikel ‘Liefde maakt vindingrijk. De Ariënsprijs voor diaconie’, zoals gepubliceerd in: Staf Hellemans, Jan van den Eijnden, Piet Rentinck, (red), Een katholieke Kerk met toekomst. Bij het afscheid van Jozef Wissink als hoogleraar Praktische Theologie aan de faculteit Katholieke Theologie te Tilburg, uitgegeven in de Reeks: Theologische Perspectieven, nummer 8, 212 pagina’s, ISBN: 978-94-90393-17-5, Uitgeverij 2VM, Bergambacht, pag. 31-43. (Prijs: € 21,50. E-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)