Preek door kardinaal W.J. Eijk, hoofdcelebrant in deze viering.

In oktober 1886, op een sombere dag met ruw weer, die het toenmalige Enschede op zijn ongunstigst toont, stapt op het station van deze plaats een jonge man uit van 26 jaar. Hij heeft een ernstig bebrild gezicht, waarachter heldere ogen schitteren, die intelligentie verraden. Met een waakzame blik kijkt deze man, net gedoctoreerd in Rome, rond in de parochie waar de aartsbisschop van Utrecht hem zijn eerste benoeming tot kapelaan heeft gegeven. Daadkrachtig stapt hij af op de pastorie die hier nog steeds naast deze kerk staat en waar zijn kamer die hij er bewonen zal, nog valt te bewonderen. Het is kapelaan Alphons Ariëns.

De waakzame blik waarmee hij gekomen is, blijft hij houden al de jaren dat hij er als kapelaan werkzaam zal zijn, tot 1901. Aan zijn waakzame blik ontgaat niet de grote nood waarin een groot deel van arbeidersbevolking is ondergedompeld. De lonen zijn te laag vanwege de moordende concurrentie in de textielindustrie. Veel arbeiders zijn langdurig werkloos. Door de ellende waarin velen verkeren, komen alcoholmisbruik en -verslaving veelvuldig voor.

Kapelaan Ariëns heeft niet alleen een waakzame blik voor de nood van medemensen, maar hij zet ook zijn hart wagenwijd voor hen open; als priester om hen voor Christus te winnen, als mens en christen om hen in hun materiële nood bij te staan. Hij zet talrijke initiatieven op touw om hen uit hun ellende te verheffen. Zijn vaardige pen zet hij in om het voor de erkenning van hun rechten op te nemen. Zo wordt hij een van de belangrijkste grondleggers van de Katholieke sociale beweging in ons land.

We mogen rustig zeggen dat kapelaan Ariëns heeft gewoekerd met zijn talenten, zoals Jezus vraagt in het Evangelie van deze zondag. Let wel; we worden geacht te woekeren met de talenten die we hebben, niet met die welke we missen. Toen kapelaan Ariëns in Haaksbergen de weverij De Eendracht oprichtte, overigens met de beste intenties, om werkeloze arbeiders aan werk te helpen, kwam pijnlijk aan het licht dat hij geen talent had als ondernemer of bedrijfsleider. Hier heeft hij zich duidelijk vergaloppeerd.

Anderzijds, dat hij zijn miskelk verkocht om de door het echec van dit avontuur ontstane schulden te vereffenen, werpt een bijzonder licht op deze unieke persoonlijkheid, die alles over had voor zijn medemensen. Hierin was hij een groot getuige van Christus, Die Zichzelf voor ons gaf in Zijn menswording, kruisdood en verrijzenis, en Die hij als priester in persoon zichtbaar vertegenwoordigde.

Het woord in het Evangelie waar ons begrip ‘talent’ van is afgeleid, was in Jezus’ tijd een munteenheid. Wellicht is de gelijkenis voor ons gevoel daarom enigszins plat, zelfs materialistisch; het gaat om geld dat aan mensen wordt toevertrouwd om handel mee te drijven of te beleggen en zo winst te maken. Maar door dit beeld te gebruiken komt Jezus ons feitelijk tegemoet. Hij weet dat mensen in het algemeen materialistisch zijn ingesteld en wij dit beeld in ieder geval snappen. En vergeet niet dat wij materialistischer zijn dan de toehoorders van de parabel tijdens Jezus’ aardse leven en ook materialistischer dan de inwoners van Enschede aan wie kapelaan Ariens zo’n 115 tot 130 jaar geleden het christelijk geloof heeft verkondigd.

Ook als pastoor van Steenderen en Maarssen heeft Mgr. Ariens gewoekerd met zijn talenten. Ook daar bleef hij steeds zorg bleef dragen voor de materiële noden van zijn parochianen en hun gelovige en geestelijke vorming. En zijn waakzame blik verliet hem ook daarin nooit. In de jaren ‘20 nam hij onder katholieken de eerste tekenen waar van een verzwakking van hun geloof en voorzag tot op zekere hoogte de crisis die in de jaren ’60 in de Kerk zou uitbreken.

Mgr. Ariëns woekerde met zijn vele talenten; intelligentie, organisatievermogen, als schrijver en als priester. En hij woekerde vooral met zijn grootste talent; zijn liefde voor God en zijn medemens. Het probleem van de man in de parabel die slechts één talent kreeg, is niet dat hij maar één talent heeft, maar dat hij liefdeloos is. Hij houdt niet van zijn meester: “Heer ik heb ervaren dat gij een hard mens zijt.” De parabel brengt hiermee zijn fundamentele probleem tot uitdrukking; hij heeft geen liefde voor God. En omdat hij niets doet met zijn talent, waarvan ook zijn medemens had kunnen profiteren, kent hij ook geen naastenliefde. Wij hebben allen onze talenten. Van nature, zoals intelligentie, sportiviteit, muzikaliteit, andere kunstzinnige talenten, handigheid. Daarnaast ook genadegaven: geloof, hoop, liefde, de zeven gaven van de Heilige Geest door het Vormsel, onze levensroeping. Allemaal talenten waarmee wij in liefde kunnen woekeren, naar het voorbeeld van Mgr. Ariëns.

Stel dat de huidige aartsbisschop van Utrecht het weer eens op zijn heupen krijgt en ook een kapelaan naar Enschede stuurt. Deze heet tegenwoordig parochievicaris, maar dat is hetzelfde. Als hij aankomt, stapt hij niet uit de trein, maar uit zijn auto, aangeschaft met een starterslening van het aartsbisdom (nou ja, startersleninkje). Als hij evenals kapelaan Ariëns een waakzame blik heeft, wat ziet hij dan? In ieder geval een snel toenemende kloof tussen arm en rijk. De hoger opgeleiden zorgen goed voor zichzelf en delen in de huidige groei van de economie. Maar niet iedereen deelt daarin. In 2016 nam de werkeloosheid in Enschede ondanks de economische groei in de regio zelfs toe. En deze week werd bekend dat de Siemens-vestiging in Hengelo zal worden afgestoten, met 600 ontslagen als gevolg. Onderaan de samenleving bungelen tamelijk veel mensen die het niet best hebben. Wie geen werk heeft, krijgt tegenwoordig een lage uitkering waar men nauwelijks van rond kan komen, waardoor men gedwongen is schulden te maken. Er zijn mensen met een fulltime baan die ondanks dat te weinig verdienen om rond te komen. Veel gezinnen leven onder de armoedegrens. En bovendien, wat zal onze parochievicaris annex kapelaan zien als hij een waakzame blik houdt en de economie in de toekomst opnieuw een terugval beleeft? In ieder geval zal hij zien dat de sociale kwestie, zo actueel in de tijd van Mgr. Ariëns, weer helemaal terug is.

Als samenleving zouden we ons aangesproken kunnen voelen door de parabel van de talenten en de wijze waarop Mgr. Ariëns met zijn talenten heeft gewoekerd. Maar ook persoonlijk zouden wij ons daardoor aangesproken kunnen voelen. Hebben wij ook persoonlijk een waakzame blik voor de noden van anderen? Zijn we waakzaam genoeg om Jezus - op welk moment Hij ook ineens voor onze neus komt te staan - recht in de ogen te kunnen kijken? Dat is een vraag die ieder van ons persoonlijk moet beantwoorden, in geweten. Dat wil zeggen: voor God.
Amen.
icon1